Op 13 mei 1885 werd door het College van Burgemeester en Wethouders van Ridderkerk aan de Heer Johann Hendrik van Cappellen vergunning verleend voor de oprichting van een 'Fabriek voor Stoom en andere Werktuigen' te Bolnes. De locatie bevond zich tussen het uiterste west puntje van Bolnes waar de inmiddels voormalige werf van Boele zat en het terrein waar eind jaren 50 van de vorige eeuw Verolme's Machinefabriek te IJsselmonde gevestigd werd. Hij startte met een eenvoudige gieterij en leverde al snel bolders, kluizen en verhaalklampen. De gieterij werd uitgebreid en er kwam een machinefabriek bij. Zo volgde de vervaardiging van stuurinrichtingen en handlieren voor rijnlichters en voor de werven, ponsmachines, slagscharen en buigtangen.
In verband met de geweldige vooruitgang van Rotterdam op scheepvaartgebied, werden door de scheepswerven te Rotterdam en aan de rivieren veel kleine en grote sleepboten gebouwd. Op bescheiden schaal werden hiervoor aan de fabriek te Bolnes opdrachten verstrekt voor de bouw en montage van stoommachines en stoomketels. De eerste van ca. 100 pk werd geplaatst in een veerboot voor de Gemeente Rotterdam. In totaal werden er 144 stoommachines met een totaal vermogen van 47794 pk geleverd, de kleinste machine was 68 pk, terwijl de grootste een vermogen had van 1250 pk. Er werden 158 stoomketels vervaardigd. Eind 20 jaren kwam er een definitief einde aan de fabricage van stoomwerktuigen.
In 1908 werd de firma omgezet in een naamloze vennootschap, namelijk NV Machinefabriek Bolnes voorheen J. H. van Cappellen. Johann Hendrik van Cappellen trok zich terug uit de zaken en zijn zoon Cornelis Willem werd tot directeur van de nieuwe N.V benoemd.
Al vroeg had men gezien dat de ruwe olie gloei kopmotor een geduchte concurrent zou worden van de stoommachine en in 1908 besloot Bolnes deze te gaan bouwen. De eerste motor had een vermogen van 30 pk en was uitgevoerd met een gesloten kijk kast. Het vermogensgebied was 20 tot 600 pk bij toerentallen van 330 tot 175 omw./min. Het brandstofverbruik bedroeg ca. 280 gr/pk/uur. Het starten geschiedde met samengeperste lucht van ca. 2atm., terwijl de gloeikop op de cilinder eerst warm gestookt moest worden. Het brandstofmengsel in de cilinder kwam tot ontbranding doordat de ingespoten ruwe olie tegen de verwarmde kop van de cilinder gespoten werd. Van daar de naam gloeikop motor. Behalve gloeikop motoren werden o.a. ook borstelmachines, werktuigen voor houtzagerijen en zelfs rijdende stofzuig installaties gefabriceerd.
Na enkele jaren ervaring met de eerste gloeikop motoren, bleken deze machines veel last te hebben van zuigerslijtage en warmlopende motoronderdelen. In 1910 werd er een type II een 'open' motor ontwikkeld, waarmee al de bovengenoemde bezwaren werden opgeheven. De machine werd voorzien van leibanen en de kruiskop deed zijn intrede. Tot op heden wordt de kruiskop nog steeds in de Bolnes motoren toegepast. In totaal werden er 433 gloeikop motoren met een totaal vermogen van 24.440 pk gebouwd. De laatste twee werden afgeleverd in het jaar 1935.
De beperkte ruimte in Bolnes en de steeds toenemende vraag naar machine installaties vroegen dringend om een groter terrein en verruiming van de productiemogelijkheden. In 1910 viel de beslissing dat de toekomst van Bolnes zou liggen in Krimpen aan de Lek. In dit jaar kocht men de opstallen en verkreeg men het tijdelijke recht van erfpacht van de opgeheven scheepswerf Rotterdam. Toen was Machinefabriek Bolnes gevestigd op het riviereiland De Zaag te Krimpen aan de Lek, gelegen tegenover de plaats Bolnes. Het getijdenwater wat er tussen stroomt heet het Bakkerskil. In 1928 werd een bestaande loods in Duitsland aangekocht, afgebroken, naar Krimpen getransporteerd en weer opgebouwd als assemblageloods. Deze loods had als naam de Zeppelinloods, hetgeen geen nadere uitleg behoefd! In 1954 werd tegenover de lasserij een draaierij gebouwd en in 1976 deed de laatste nieuwe loods haar intrede. De proefstand welke eerst in het midden van het complex stond, ging ondertussen naar de zijkant.
In 1926 kwam Johann Hendrik van Cappellen bij zijn vader in de zaak. Eén van zijn eerste taken was het ontwerpen van een dieselmotor, gebaseerd op de ervaringen met de gloeikop motoren. In 1928 werd met de bouw van dieselmotoren begonnen en tegelijkertijd werden bestaande gloeikop motoren ongebouwd tot dieselmotor. Oorspronkelijk waren het dieselmotoren met een open voorgrond en een toerental van maximaal 400 omw/min. In 1932 kwam een verbeterde versie op de markt', de eerste dieselmotor in gesloten uitvoering met een vermogen van maximaal 300 pk bij 600 omw/min. Hierbij werd de kruiskop uitgevoerd als spoelpomp; een constructie die tegenwoordig nog toegepast wordt.
In 1948 maakte de heer I. H. van Cappellen een studiereis naar de Verenigde Staten. Hij kwam terug met de gedachte om de toekomstige motoren te lassen en samen te stellen uit eenvoudige standaard onderdelen. In samenwerking met Prof. Ir. Kroon van de Technische Hogeschool in Delft werd een nieuw motor type ontwikkeld met een boring van 190mm en een slag van 350mm. Het vermogen per cilinder bedroeg 50 pk bij 430 omw./min. In 1949 kwam de eerste gelaste diesel- motor in productie.
Op 2 november 1960 werd door de N.V. L. Smit & Zoon’s Scheeps- en Werktuigbouw te Kinderdijk en de N.V. Machinefabriek ‘Bolnes’ voorheen J.H. van Cappellen te Krimpen aan de Lek de N.V. ‘Smit en Bolnes’ opgericht, met als vestigingsplaats Zierikzee. De op 10 april 1962 geopende fabriek ging scheepsdieselmotoren produceren. De plek van vestiging was een aan het oude industrieterrein aansluitend terrein langs het Havenkanaal. De produktie bestond uit middelgrote scheepsmotoren (1300-8000 pk) voor vrachtschepen, slepers, baggerschepen etc. Het bedrijf was de grootste industriële vestiging op Schouwen-Duiveland. In 1976 nam moederbedrijf IHC-Holland het besluit de fabriek na afwerking van de nog lopende orders te sluiten.
Door hevige concurrentie van de goedkopere landen als Japan, Korea en Singapore kwam de Nederlandse scheepsbouw en ook Bolnes en andere bedrijven in ernstige problemen. En zo kwam er in de tachtiger jaren van de twintigste eeuw door faillissementen een einde aan de Ridderkerkse scheepsbouwindustrie. De motorenfabrikant Bolnes werd in 1987 verkocht aan het toenmalige Stork Wartsila die vervolgens de fabricage van Bolnes motoren stop zette. Hoewel Bolnes gedwongen door marktomstandigheden in 1987 haar dieselmotoren divisie aan het Finse bedrijf Wärtsilä verkocht, kon een groot gedeelte van het personeel tot oktober 1996 op De Zaag blijven werken. Sinds die tijd zijn de werkplaatsen en kantoren te Schiedam gevestigd en in Zwolle.
Natuurlijk geen motoren in de zin van interne verbrandingsmotoren maar ze waren wel de opmaat daartoe. Vanaf ongeveer 1900 tot eind jaren 20 van de vorige eeuw werden er 144 stoommachines met een totaal vermogen van 47794 pk geleverd. De kleinste machine was 68 pk, terwijl de grootste een vermogen had van 1250 pk.
De eerste serie gelaste lijnmotoren. Tot 1952 waren alle onderdelen tot aan de tuimelaars toe gelast, alleen voeringen zuigers en vliegwielen waren gietwerk. Later werden de cilinderkoppen en tuimelaars als ruw gietwerk door derden aangeleverd, en bij de machinefabriek bewerkt tot bruikbare onderdelen, het einde van de gelaste cilinderkoppen dus.
Het L type frame werd in 1967 vervangen door een modernere frame welke zwaarder was uitgevoerd en ook geheel gelast, type NL. Later in 1972 werd voor het eerst een gietstalen frameplaat in het gelaste frame opgenomen. In 1973 werd de eerste V uitvoering van dit type frame gemaakt.